De prostitutiestraten en seksclubs zijn sinds 1 juli weer open. Sekswerkers zijn blij dat ze ook weer aan de slag mogen. Of niet?
Even denken. Was het een Surinaamse man?” Maria (58) lacht. Ja, dat was hem. Haar laatste klant ooit na ruim twintig jaar achter het raam in de Geleenstraat te hebben gestaan. Alleen wist ze dat op dat moment nog niet. Een paar dagen later legde corona alles, inclusief de legale seksindustrie, stil. Maria, aanvankelijk noodgedwongen thuis, speelde al langer met de gedachte, maar hoe langer het duurde, hoe meer ze ervan overtuigd raakte: “Dit is het moment. Nu stop ik. Mijn missie is volbracht.”
“Door corona signaleren wij bij een heleboel vrouwen de sterke wens om uit stappen,” zegt Eva Wielenga, directeur van Stichting De Haven, die onder andere uitstapprogramma’s voor sekswerkers faciliteert. “We begeleiden nu negentien extra trajecten, maar verwachten in totaal minstens vijfentwintig duurzame uitstappen. Dat is een flinke stijging ten opzichte van vorige jaren. Ze zijn intrinsiek zeer gemotiveerd, wat logisch is, want als je drie maanden wordt stilgezet, ga je vanzelf nadenken. Wat wil ik met mijn leven? Wat kan ik hierna doen?”
Schulden
Stoppen in de prostitutie is niet makkelijk. Sekswerkers hebben vaak schulden of andere financiële ‘verplichtingen’, zoals de zorg voor familieleden in het buitenland. Ook hebben ze dikwijls huisvestingsproblemen. Het netwerk binnen de prostitutie en het gebrek daaraan erbuiten zorgen ook vaak voor recidive.
Wielenga: “Het is een heel langdurig proces. Sommigen doen er wel twee jaar over. Dat gaat van de contactfase, waarin onze veldwerkers contact leggen, tot de oriëntatiefase, waarin vrouwen overwegen te stoppen, naar het moment waarop iemand aan de slag gaat met hulpverleningsorganisaties, stopt en de nazorgfase. Soms werkt iemand nog deels in de prostitutie om bijvoorbeeld een leer-werktraject te kunnen financieren. Terugval hoort erbij.”