Niks dan gelukzalige gezichten, woensdag in het Antwerpse Schipperskwartier. Na bijna acht maanden verplichte sluiting mocht ook de pikantste buurt van de metropool weer aan het werk. Al om vijf uur ’s ochtends werd er opnieuw geslenterd, gelonkt en gebonkt – in die volgorde. Om het oudste beroep ter wereld klein te krijgen, moeten ze vroeger opstaan. “Ik was vergeten hoe iedereen je aankijkt als je buiten stapt bij een prostituee.”
Greg Van Roosbroeck
Met een trouwe klant die een dag eerder een bericht gestuurd had om te vragen of hij als allereerste mocht. Zo begon de heropstart van Lesia, sekswerker in het Schipperskwartier sinds 2002. Ook zij moest de voorbije maanden leven van spaarcenten. Ook zij denkt dat ze de volgende maanden nog veel meer psycholoog zal moeten spelen. Is twee keer getekend: de coronacrisis.
Het is kort na het middaguur. Achter een raam in de Antwerpse prostitutiebuurt krabbelt Lesia (40) haar telefoonnummer haastig op een geel kleefbriefje. Ze heeft net de vierde klant van de dag afgewerkt en stelt voor om contact te houden. “Als er iets is, dan laat je het maar weten. Ik zal mijn naam erbij schrijven.” De klant gloeit nog wat na, steekt het papiertje bedremmeld in zijn portefeuille en wandelt opnieuw de Verversrui op.
Lesia is een oudgediende in de prostitutiebuurt. Ze spreekt voortreffelijk Nederlands, gelardeerd met een succulent accent. Ze komt uit een Oost-Europese hoofdstad. In 2002 – “het jaar waarin België overgestapt is op de euro” – belandde ze in ons land als slachtoffer van mensenhandel. “Ik was een slavin”, zegt ze. “Ik werd verkocht voor geld in mijn thuisland en moest werken voor een pooier. Maar vandaag werk ik voor mezelf.”
Meer lezen