AMSTERDAM – Met stijgende verbazing kijkt hoogleraar Staats- en Bestuursrecht Jon Schilder van de Vrije Universiteit naar de manier waarop het gemeentebestuur van de hoofdstad met wet- en regelgeving omspringt. Vanaf 1 januari mogen Amsterdammers hun woning nog maar 30 dagen per jaar verhuren en de burgemeester kondigde aan het ’boerkaverbod’ niet te willen handhaven. Deugt dat wel?
Schilder houdt zich bezig met het openbare orderecht en is juridisch specialist op het gebied van bevoegdheden van burgemeesters én de regelgevende bevoegdheid van de gemeenteraad. Als hoogleraar spreekt hij vanavond op een bijeenkomst van Amsterdam Gastvrij, een vereniging die opkomt voor woningverhuurders. Die worden beperkt door de invoering van de ’30-dagen regeling’.
Eerst iets anders: hoe kijkt u als expert naar de uitspraak van burgemeester Halsema, die het boerkaverbod ’on-Amsterdams’ vindt?
Ik heb het hele fragment teruggekeken. Halsema zei letterlijk: het is on-Amsterdams. Dat is een foute uitspraak voor een burgemeester. Die moet zich aan landelijke wetgeving houden. Mijn meest principiële bezwaar is dat Halsema helemaal niets met dit onderwerp te maken heeft. De burgemeester gaat niet over de handhaving van strafwetten, dat ligt op het bordje van politie en justitie. De burgemeester gaat echt alleen maar over onmiddellijke ordehandhaving, zoals relletjes en opstootjes. Ze kan in de driehoek (het overleg tussen hoofdofficier van het OM, burgemeester, en politiecommissaris) ook niet tegen het OM of politie zeggen: deze boef mag je wel of niet vangen. Sterker nog: als er na invoering van de wet een andere politiechef of hoofdofficier van justitie aantreedt die zegt: wij gaan wél met prioriteit handhaven op gezichtsbedekkende kleding, heeft ze daar niets over te zeggen.